De witte vloed
Geschreven in opdracht van Theater Bellevue Amsterdam.

Tekst: Marc Wortel
Regie: Sarah Moeremans
Decor en kostuums: Daphne de Winkel
Spel: Sarah Jonker, Judith van den Berg, Eva van Gessel


Première was op zondag 11 januari 2015 in Theater Bellevue Amsterdam.

link naar Theater Bellevue in Amsterdam



uit: De Volkskrant van  13.1.15

Witte Vloed

*****

Het plezier en het arsenaal aan gebaartjes en lachjes van de actrices is indrukwekkend. Het contrast met de ranzigheid die ze uitkramen kon niet groter.

Als er een toneelprijs bestond voor de voorstelling met de onsmakelijkste titel, dan ging die dit seizoen naar De Witte Vloed van Bellevue Lunchtheater en Likeminds. Google anders maar eens.

Viezigheid is het thema van deze bijzonder grappige en buiten zinnen gespeelde lunchvoorstelling. De Witte Vloed is het resultaat van een vruchtbare samenwerking tussen schrijver Marc Wortel en regisseur Sarah Moeremans. Twee geesten met een fijn gevoel voor absurdisme en, zo blijkt, hilarische obsceniteiten. Niet dat de lichaamssappen en ongedefinieerde substanties je hier als publiek om de oren vliegen. Integendeel. Alle gorigheid blijft netjes binnen de grenzen van de verbeelding.

Wat zien we wel? Op het toneel staan drie keurige meisjes in een extreem gedetailleerd ingerichte 19de-eeuwse meisjeskamer, een adembenemend decor van Daphne de Winkel. Tussen de kleden, de kamerplanten, het spinnewiel, de gezelschapsspellen en zwart-witfoto's vertellen de meisjes (alle drie zo rond de leeftijd van ontluikende seksualiteit) elkaar verhalen.

Continu opgewonden meisjes

Deze verhalen gaan telkens over een man en een vrouw, over lust en genot en over het cartooneske geweld dat daar keer op keer uit voortvloeit. De een vertelt over een huwelijk waarbij de bruid al haar ledematen verliest. Een ander over een bloederige confrontatie in een saloon. Het beste verhaal is een zwoele fantasie van een vrouw, dood inmiddels, die ontkleed op een roestvrijstalen snijtafel ligt; ze droomt dat haar patholoog-anatoom haar met zijn messen zal penetreren.

De continu opgewonden meisjes vertellen hun horrorverhalen met stijgende hysterie. Als de een het heeft over een plasje water, roept de ander: 'Of pis!' En dat met zo'n glunderend gezicht, alsof ze ter plekke ontdekt wat een levendige verbeelding allemaal vermag. Ten slotte staan ze te springen op de bedden. Het is zuiver kinderlijk enthousiasme. Hun onschuld zijn ze overduidelijk nog niet helemaal verloren. Aan deze simpele tegenstelling ontleent de voorstelling zijn krachtige beeldtaal.

Maar het is bovenal te danken aan actrices Sarah Jonker (van Likeminds, mede-initiatiefnemer van het project), Eva van Gessel en Judith van den Berg dat deze giebelmeisjes nooit irritant worden. Indrukwekkend is hun enorme flair, schaamteloze plezier en arsenaal aan aandoenlijke gebaartjes en lachjes. Het contrast met de ranzigheid die ze uitkramen, kon niet groter.

En na een klein uurtje op hol geslagen fantasie rennen ze weer naar buiten om iets anders te gaan doen, hun toeschouwers achterlatend met een hernieuwd verlangen naar oude tijden van onbelemmerde fantasie.

uit: Het Parool, 12.1.15


Jonge vrouwen spreken over hun morbide seksuele fantasieën

****

SIMON VAN DEN BERG

Gestommel van achter het toneel. Uitgelaten meisjes stampen de trappen van Bellevue af. Als ze opkomen en het publiek ontdekken, schrikken ze. Ineens zijn het onhandige veulens die mislukt-elegant hun jas ophangen en hun schoenen uitschoppen.

Gestommel van achter het toneel. Uitgelaten meisjes stampen de trappen van Bellevue af. Als ze opkomen en het publiek ontdekken, schrikken ze. Ineens zijn het onhandige veulens die mislukt-elegant hun jas ophangen en hun schoenen uitschoppen.

Het eerste dat opvalt aan de nieuwe lunchtheatervoorstelling De witte vloed is het prachtig overdadige decor. Ontwerper Daphne de Winkel maakte een victoriaanse meisjesslaapkamer, vol beige lampen, opgezette dieren, vergeelde boeken, tapijten, talloze schilderijen, stapels spellen onder de divan en een levende kanarie.

Daarin spelen de drie actrices -Judith van den Berg, Eva van Gessel en Sarah Jonker- een nieuwe tekst van de vooral in Duitsland werkende regisseur Marc Wortel. Wortel baseerde zich op een boek van Max Ernst waarin hij surrealistische collages maakte van negentiende-eeuwse boekillustraties; Ernst gaf mannen leeuwenkoppen of hagedissenstaarten of zette salons en slaapkamers onder water.

Daarin spelen de drie actrices -Judith van den Berg, Eva van Gessel en Sarah Jonker- een nieuwe tekst van de vooral in Duitsland werkende regisseur Marc Wortel. Wortel baseerde zich op een boek van Max Ernst waarin hij surrealistische collages maakte van negentiende-eeuwse boekillustraties; Ernst gaf mannen leeuwenkoppen of hagedissenstaarten of zette salons en slaapkamers onder water.

Wortel en regisseur Sarah Moeremans maken van de tekst een serie morbide en perverse seksuele fantasieën van de jonge vrouwen die ze aan het publiek vertellen. Ze spreken lichtzinnig en wellustig over verkrachting, marteling, doodsstrijd en genot.

Maar de meisjesachtigheid van de actrices -Van den Berg hitsig, Van Gessel naïef en Jonker zwoel en hooghartig- verzacht de heftigheid en geeft de voorstelling een vervreemdende laag. Ze moedigen elkaar aan en hitsen elkaar op.

De witte vloed lijkt te gaan over de duistere kant van de vrouwelijke seksualiteit - en de mannelijke fantasieën daarover. Het is mysterieus, gedurfd en verwarrend, en juist daardoor zo aanlokkelijk.




uit: Theaterkrant.nl


Een weelderige orgie van taalseksualiteit


***

Het weelderige, rijk gedecoreerde interieur van een meisjeskamer neemt ons mee naar de late negentiende eeuw. Drie meisjes komen giebelend op, met, zoals dat in die tijd heette, ‘prangend gemoed’. Kamerplanten, ledikanten, een heuse kanarie in een gouden kooi, kussens en een reuzeknuffel, het vult allemaal de benauwende ruimte. Een kamer voor seksuele meisjesfantasieën en ingebeelde wellust. De meisjes dragen rijglaarsjes en ruisende jurken, een hult zich in een matrozenpakje. De rokken gaan tot boven de knie pikant omhoog, de knoopjes springen bijna van het ingesnoerde bovenlijfje.

De witte vloed heet de voorstelling, een onnette titel, zacht gezegd. Meteen na opkomst staan de drie actrices bedremmeld naar het publiek te kijken: zoveel bekijks in hun intieme boudoir hadden ze nu ook weer niet verwacht. Ze draaien de sleutel in het slot, verbergen die tussen hun borsten of liever elders in hun lijf en dromen van mannen die met schurende laarzen en lawaai als een ‘ravage’ de trappen oprennen en hen nemen. Stoere ruige mannen.

Schrijver Marc Wortel verliest zich in een taal vol adjectieven en hitsigheden om het gefantaseerde meisjesgenot achter gesloten deuren aanschouwelijk te maken. Het is de taal van Jacob Israël de Haan zoals hij die bezigt in zijn schunnige roman Pijpelijntjes (1904), en ook Herman Heijermans Kamertjeszonde (1922) doet mee. Fijne, onzedelijke en libertijnse boeken die in deze tijd van openbaarheid misschien gedateerd lijken, maar ze zijn geweldig. Wortel laat de drie actrices huiveren van obsceen plezier bij het afhakken van ledematen, het doodschoppen van kleine meisjes tot de melktandjes in de zolen van de laarzen zitten, zelfs het uittrekken van de baarmoeder en meer onkiese koesteringen komen langs. Oh ja, en dan hebben we natuurlijk ook nog Markies de Sade met zijn Justine of De tegenspoed der deugdzaamheid (1788). Het web van de schaamrode schandaalroman is wereldwijd. In het theater is hiervan minder terug te vinden; daarom verdient De witte vloed óók alle lof.

In de regie van Sarah Moeremans vertolken Eva van Gessel, Judith van den Berg en Sarah Jonker zonder enige gêne dit feest van de perfide fantasie. Het is slim gedaan van Moeremans de speelsters geen enkele psychologische motivatie van hun gedrag te geven. Ze verlustigen zich evengoed in een kinderspel en teddybeer als in een zwaard dat een lichaam binnenglijdt. Of afgesneden borsten, ook al zo’n heerlijkheid. Die keuze  van anti-psychologisch spel is terecht en geeft een merkwaardig vervreemdende, soms ook spannende sfeer aan De witte vloed. Met die stijl van ‘mir-nichts-dir-nichts’ bereiken de speelsters beslist grote hoogte. Het is ook de enige stijl die voor deze orgie van taalseksualiteit geschikt is.

Een voorstelling als deze zou heftige reacties van de toeschouwers kunnen oproepen: hilariteit, vrolijkheid of juist weerstand. De eerstvolgende voorstelling na de première verliep eigenlijk tamelijk mat. Het publiek wilde niet echt meegaan in de onzedelijke vernuftigheden van de dames. Dat heeft een duidelijke reden. De tekst ontbeert elke ontwikkeling. Na de overrompelende inzet blijft het ‘oh la la-gehalte’ betrekkelijk gelijkmatig. Tussen de drie actrices gebeurt in dramatisch opzicht feitelijk niets. Ze vieren hun hoogstpersoonlijke, verrukkelijke verzinsels die blijven balanceren tussen morbide en macaber, tussen erotisch en schunnig. Er ontbreekt, om in de juiste taal te blijven, de climax.


- 14 januari 2015 - Theater Bellevue, Amsterdam - Speellijst
★★★☆☆
Een weelderige orgie van taalseksualiteit

Het weelderige, rijk gedecoreerde interieur van een meisjeskamer neemt ons mee naar de late negentiende eeuw. Drie meisjes komen giebelend op, met, zoals dat in die tijd heette, ‘prangend gemoed’. Kamerplanten, ledikanten, een heuse kanarie in een gouden kooi, kussens en een reuzeknuffel, het vult allemaal de benauwende ruimte. Een kamer voor seksuele meisjesfantasieën en ingebeelde wellust. De meisjes dragen rijglaarsjes en ruisende jurken, een hult zich in een matrozenpakje. De rokken gaan tot boven de knie pikant omhoog, de knoopjes springen bijna van het ingesnoerde bovenlijfje.

De witte vloed heet de voorstelling, een onnette titel, zacht gezegd. Meteen na opkomst staan de drie actrices bedremmeld naar het publiek te kijken: zoveel bekijks in hun intieme boudoir hadden ze nu ook weer niet verwacht. Ze draaien de sleutel in het slot, verbergen die tussen hun borsten of liever elders in hun lijf en dromen van mannen die met schurende laarzen en lawaai als een ‘ravage’ de trappen oprennen en hen nemen. Stoere ruige mannen.

Schrijver Marc Wortel verliest zich in een taal vol adjectieven en hitsigheden om het gefantaseerde meisjesgenot achter gesloten deuren aanschouwelijk te maken. Het is de taal van Jacob Israël de Haan zoals hij die bezigt in zijn schunnige roman Pijpelijntjes (1904), en ook Herman Heijermans Kamertjeszonde (1922) doet mee. Fijne, onzedelijke en libertijnse boeken die in deze tijd van openbaarheid misschien gedateerd lijken, maar ze zijn geweldig. Wortel laat de drie actrices huiveren van obsceen plezier bij het afhakken van ledematen, het doodschoppen van kleine meisjes tot de melktandjes in de zolen van de laarzen zitten, zelfs het uittrekken van de baarmoeder en meer onkiese koesteringen komen langs. Oh ja, en dan hebben we natuurlijk ook nog Markies de Sade met zijn Justine of De tegenspoed der deugdzaamheid (1788). Het web van de schaamrode schandaalroman is wereldwijd. In het theater is hiervan minder terug te vinden; daarom verdient De witte vloed óók alle lof.

In de regie van Sarah Moeremans vertolken Eva van Gessel, Judith van den Berg en Sarah Jonker zonder enige gêne dit feest van de perfide fantasie. Het is slim gedaan van Moeremans de speelsters geen enkele psychologische motivatie van hun gedrag te geven. Ze verlustigen zich evengoed in een kinderspel en teddybeer als in een zwaard dat een lichaam binnenglijdt. Of afgesneden borsten, ook al zo’n heerlijkheid. Die keuze  van anti-psychologisch spel is terecht en geeft een merkwaardig vervreemdende, soms ook spannende sfeer aan De witte vloed. Met die stijl van ‘mir-nichts-dir-nichts’ bereiken de speelsters beslist grote hoogte. Het is ook de enige stijl die voor deze orgie van taalseksualiteit geschikt is.

Een voorstelling als deze zou heftige reacties van de toeschouwers kunnen oproepen: hilariteit, vrolijkheid of juist weerstand. De eerstvolgende voorstelling na de première verliep eigenlijk tamelijk mat. Het publiek wilde niet echt meegaan in de onzedelijke vernuftigheden van de dames. Dat heeft een duidelijke reden. De tekst ontbeert elke ontwikkeling. Na de overrompelende inzet blijft het ‘oh la la-gehalte’ betrekkelijk gelijkmatig. Tussen de drie actrices gebeurt in dramatisch opzicht feitelijk niets. Ze vieren hun hoogstpersoonlijke, verrukkelijke verzinsels die blijven balanceren tussen morbide en macaber, tussen erotisch en schunnig. Er ontbreekt, om in de juiste taal te blijven, de climax.

- See more at: http://www.theaterkrant.nl/recensie/de-witte-vloed/#sthash.KX5r2mvh.dpuf
uit: De Groene Amsterdammer, januari 2015

De witte vloed 

Loek Zonneveld
Hilariteit is een vrij gevaarlijk stijlmiddel in het toneel. De mensen op het podium hebben het grootst denkbare plezier. Dat is allemaal enorm tot uw dienst, maar het moet wel die zaal in. Hoe klein die ook is. Ziedaar zowel de kans(berekening) als het levensgrote gevaar dat de (lunch)voorstelling De witte vloed in Theater Bellevue te Amsterdam bedreigt. De tekst is van Marc Wortel, geschreven naar aanleiding van  een reeks werken van de surrealistische beeldend kunstenaar Max Ernst. De zes monologen ademen een scabreuze sfeer van geestige  damesopwinding, die zich afwisselend afspeelt op intieme (In de slaapkamer), semi-openbare (In de salon) en publieke ruimten (Op het marktplein). Alles eindigt onder de grond. Het spel van vaginale en andere afscheidingen, seksuele spanningen en ultieme moordlust wordt door drie speelsters (Judith van den Berg, Eva van Gessel en Sarah Jonker) bekwaam uitgevoerd. Ze spelen eigenlijk strak drie kleuren van de orgastische regenboog. Er is er eentje (gehuld in weinig verhullend matrozenpakje) in permanente staat van oh-la-la- en hand-voor-de-mond-opwinding. Een van de dames is ingesnoerd streng, maar berg je als die snoeren eraf gaan. En eentje is van het type stil water en duistere gronden. Mannen maken in de verhalen geen schijn van kans. Kinderen in alle formaten en dieren trouwens ook niet. Behalve de kanarie, maar die zit al in een kooi. De ademloosheid van de plotloze verhalen kapt iedere vorm van psychologie en identificatie bij de vingertoppen (of de eikel, u ziet maar wat u het leukste vindt) rigoureus af. Sarah Moeremans regisseert. De vorm (Daphne de Winkel) is van het soort griezelige volgebouwdheid, waarbij je onder iedere reusachtige knuffel of ieder opgemaakt bed minimaal een fragmentatiebom vermoedt. De dames om me heen waren ruim in de meerderheid. Ze braken de tent af. Dat u het weet.







  

zurück

home

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 
 
 
 
 
 
 









Maak een gratis website met Yola